Oom Jo Nieuws

Redactie: Maarten Reijnders



Index



Nieuws


Het boze oog van dokter Sigmund


door Gerard van Westerloo
uit: Vrij Nederland (16 november 1996)

Drie jaar geleden verscheen er, uit het niets leek het, op de voorlaatste pagina van 'de Volkskrant' een klein, dik, kaal mannetje dat dr. Sigmund heette. Behalve psychiater bleek hij een scheldend en tierend, geldbelust kereltje dat tegen een doodongelukkige patiënt zei: beter u dan een leuk iemand, of tegen een depressief iemand: denk erom hoor, niet gelukkig worden! Het was voor de doorsnee-'Volkskrant'-lezer even wennen, na twintig jaar de 'Tovenaar van Fop'.
En nu, drie jaar en ruw geschat zevenhonderdvijftig stripstroken later, is dr. Sigmund voor velen de steun en toeverlaat bij het ochtendeitje, die zijn maker altijd voor ogen gestaan heeft.
De tekenaar van Sigmund woont in een studio aan de Amsterdamse Wittenkade: hij is in elk opzicht het tegenbeeld van zijn schepping. Lang, twee meter, dun, brilloos, rijkbewenkbrauwd en vriendelijk op het verlegene af - geen man die in het dagelijks leven makkelijk 'u haat uzelf' tegen een voorbijkomer zal zeggen, 'en terecht, want u bent een zwakkeling'.
Peter de Wit, bijna veertig jaar intussen. Sinds jaar en dag tekenaar, in de 'Eppo' en de 'Sjosji', van stripfiguren als Cowboy Banjo, Gilles de Geus en de Familie Fortuin. En nog altijd verbaasd en blij verrast over het succes van dokter Sigmund, geestelijk heelmeester van en voor ochtendbladlezende volwassenen.

'Dat mannetje heb ik bedacht in een sombere bui. Die heb ik, of die had ik, een paar keer per jaar. Is dit nou mijn leven? Ja, dit is nou mijn leven. En hoe lang nog? Zo'n bui. Als tekenaar ga je dan naar je tekentafel, daar ben je tekenaar voor. Dokter, teken je dan, ik wil zelfmoord plegen. En dan zegt dat mannetje, voor je het weet: okay, ga je gang. Je schrikt er zelf van: zó leuk, je bent gelijk van die somberheid af.
Mijn mannetje zag er van het begin af uit zoals nu: klein, want dat is een wet bij mij, klein is autoritair in een strip en het moest een bazig kereltje worden die zegt waar het op staat. Een pak met een vest aan, een zwart pak, want de krant is zwart-wit. En één oog kwijt want dan heeft hij een verleden. Hij is psychiater, een intellectueel, dus hij heeft een baard en een bril. En hij is kaal want haren tekenen vind ik vervelend. Ik vind hem wel een goede psychiater. Hij geeft de mensen geen valse hoop. Jullie moeten het toch alleen doen: dat is de steun die hij zijn klanten geeft. Mensen, jullie komen wel hier, maar uiteindelijk moeten jullie het in je leven toch echt helemaal alleen doen.

Ik ben begonnen als stripofiel. Op mijn veertiende had ik met een vriend een stripinformatieblad. Als we het afhadden, namen we de trein naar Amsterdam, mochten we het neerleggen bij Athenaeum Nieuwscentrum en bij de stripwinkel van Lambiek. Ik heb atheneum gedaan, van school ben ik nooit zo weg geweest. Ik heb nog wel gestudeerd, Fins in Groningen, maar dat was meer omdat het zo ver mogelijk weg was. Het heeft eerder weken geduurd dan maanden. Op de Grote Markt heb ik mijn moeder gebeld dat ik weer thuiskwam. Daar was ze blij om.
Ik ben thuis gaan letteren, tekst intekenen in strips. Van het een kwam het ander - uiteindelijk kreeg ik mijn eerste strip in de Eppo, wat nu de Sjosji is. Stampede, een cowboystrip. Vierhonderd gulden per pagina, ik ben nooit meer zo rijk geweest. 't Is nu nog vierhonderd gulden per pagina, je moet steeds sneller tekenen voor je geld.
Die strip is een paar jaar meegegaan. Toen kwam er een nieuwe hoofdredacteur en die wilde iets nieuws. Nieuwe hoofdredacteuren willen altijd iets nieuws. Deze nieuwe hoofdredacteur vond die strip van mij niet leuk. Dan ga je naar huis, de WW in, wachten op betere tijden en op de volgende nieuwe hoofdredacteur. Tien jaar is die strip eruit geweest. Toen heeft hij een glorieuze comeback gemaakt, we waren inmiddels zes nieuwe hoofdredacteuren verder.

Al die tijd droomde ik van een dagstrip, een dagelijkse strook in de krant. Nu weet ik dat je daar als tekenaar een zekere rijpheid voor moet hebben, en bovendien: geduld. Het kan tien jaar duren of twintig jaar, maar ooit... mij heeft het ik weet niet hoeveel jaar gekost voor ik mijn mannetje aan de Volkskrant kwijt raakte. Schoenzolen heb ik aan dat mannetje versleten! Of nee, ik niet, Marja, mijn schoonzusje. Die lag in een deuk om dat mannetje, dus die dacht: dat vindt iedereen leuk. Laat maar, zei ze. Jij hebt er een ontzettende hekel aan, al dat leuren. Ik doe het wel voor je. We hebben een setje gemaakt van twintig stroken, op groen papier, in een ringbandje en met een presentatie erbij, professioneler kon haast niet. Daar is ze alle kranten mee langs gegaan. In Duitsland, we hadden een Duitse en een Engelse vertaling, in België, in Nederland - alle streekkranten is ze langs geweest. Ja natuurlijk, vooral streekkranten. Sta je in de Volkskrant, dan sta je in één krant. Sta je in een streekkrant, dan sta je er gelijk in vijf.
Het is haar vies tegengevallen. Ik heb een map onder een dikke laag stof liggen met allemaal mooie brieven. We hebben erg van uw strip genoten, bedankt, maar helaas... we zijn voorzien. Nu weet ik: het is een kwestie van timing. Je moet toevallig op het goeie ogenblik binnenkomen, op een moment dat ze bij zo'n krant net denken: die strip van ons, het wordt tijd voor iets nieuws. Want anders, je weet, een strip staat nu eenmaal niet in tel, als strip sta je onder aan de ladder. Het moet erin, dat wel, net als de kookrubriek en het weerbericht, maar ze gaan op zo'n krant echt niet zitten vergaderen met een redactie of een hoofdredactie van: jongens, we zetten alles op alles om een leuke strip te hebben. Het moet vooral makkelijk gaan. Liever duizend stroken in een la, dan tien nieuwe op zicht en de rest moet je maar afwachten. De meeste kranten kopen uit Amerika, geen centje pijn, twintig jaar voorraad en nog goedkoop ook.

Na een paar dagen bel je op, zo lullig: "Heeft u mijn zending ontvangen?" "Ja." "O, dat wilde ik even weten." "Erg leuk, maar we hebben op het ogenblik..." "O, dat geeft niets, hoor, ik heb er nog meer liggen, ik stuur later..." Je moet echt niet denken dat er iemand op jou zit te wachten. Zo'n Volkskrant ook, die krijgt misschien wel tien stripjes per week aangeboden.
Marja dacht zo nu en dan dat ze beet had. Bij de Brabant Pers wist ze het zeker. Ze had een mijnheer gesproken, het was in kannen en kruiken. Wij bellen die mijnheer op: nee hoor, dat had Marja helemaal verkeerd begrepen. Het lag allemaal op de lange baan, het was niet zeker of... Ik weet nog dat Marja zeer verontwaardigd was. "Kranten!" riep ze. "Er is niemand die zich aan zijn woord houdt!"
En toen, op een dag, ze was er niet eens langs geweest, toen kregen we bericht van die Belgische krant, Het Laatste Nieuws. Doe maar, zeiden ze, we nemen hem. Maar we geven hem een andere naam, we noemen uw mannetje Mijnheerke Psi.
In België heeft mijn mannetje twee en een halve maand gelopen: mijn eerste dagstrip! Eindelijk! Mijn droom! Mijn ideaal! Een dagstrip! Na Cowboy Banjo en de Familie Fortuin en Gilles de Geus, eindelijk mijn dagstrip!
Ik heb er heel wat geprobeerd, Adam en Eva had ik, zonder vijgenblad en met een stem van boven en dat was God. Erg leuk, maar het is niks geworden. Of niks, nog niks, er komt altijd wel iets van. Het duurt meestal zo'n twintig jaar. Als ik 'm ombouw tot seksstrip, dan heb je de man-vrouwrelatie erbij en daar kan je wel een tijdje mee vooruit. En Op de boerderij, ook leuk. Iemand met veel ervaring zei: je moet dicht bij huis blijven. Dichter bij huis kon niet. Mijn vader was tuinder en veeboer, ik was de jongste thuis van zeven, een goed rk-gezin midden in de polder tussen Assendelft en Heemskerk.
Al die tijd dat die strip in België liep, stuurde ik stapeltjes naar de Volkskrant. Kreeg ik een keurig briefje terug: heel leuk, bedankt, maar helaas: het gewone werk. Ik had wel het idee, hij ligt daar niet onder op de stapel. Ik wilde hem per se in de Volkskrant. Waarom weet ik zelf niet. Ik las Het Parool, veel leukere krant. Het Parool is ontspannend lezen, de Volkskrant is inspannend. En toch, het moest en zou de Volkskrant worden. Iets van nest, waarschijnlijk. Thuis lazen we van kindsbeen af die krant. Ik gunde de Volkskrant-lezer een luchtige noot, 's morgens vroeg.

Dus op een dag, ik fiets langs het Centraal Station om die Belgische krant in te kijken, dat deed ik elke dag. Ik kocht 'm niet, dat kostte meer geld dan ik kreeg. Ik sla die krant open, mijn strip staat er niet in. Ik denk: zeker vergeten. Ik bel op, ik krijg een Vlaming aan de lijn, Vlamingen zijn altijd heel beleefd door de telefoon. "Nee mijnheer," zegt die Vlaming, "we zijn u niet vergeten, het spijt ons, mijnheer, maar de strip is gestopt. Hij is heel slecht gevallen. De mensen willen die strip weg hebben. We zijn vergeten u een brief te sturen maar dat zullen we alsnog doen." Ik krijg die brief, er staat in: de lezers vinden uw strip cynisch en naar. Ik denk: daar kan ik gebruik van maken. Ik stuur weer een stapeltje naar de Volkskrant en ik doe die Belgische afscheidsbrief erbij. De Belgen vinden hem cynisch en naar, is dat niks voor jullie? Ze belden gelijk terug. Ja, zeiden ze, dat lijkt ons wel wat. En of ik langs wilde komen voor een afspraak. Zo zie je maar, dat zeg ik, de aanhouder wint, jongelui!
't Werd een goed gesprek, met Hub Hubben en met Pieter Broertjes die toen nog adjunct-hoofdredacteur was. Toen ik binnenkwam had ik het idee: het is al beklonken. Dat praat toch makkelijker. De boodschap was: ze wilden h‡rde grappen, dat doet mij niks, ik wil leuke grappen. Ze vroegen ook nog of ik het wel vol kon houden. Dat vragen ze altijd, niet op te antwoorden natuurlijk. Niemand zegt dan: nee, ik denk van niet. Goed, zeggen ze, als het de pennen maar in beweging brengt. Pieter Broertjes riep het me nog na toen ik de trap afliep: denk erom! Hard! Harde grappen!
Ik had het makkelijk in het begin, want ik gaf ze natuurlijk die Belgische dingen, daar lagen er tachtig van klaar. Ik had het idee: wat heerlijk voor die Volkskrant, dat ze zoiets leuks mogen publiceren! Wat zullen de mensen blij zijn morgenochtend! Driehonderdduizend mensen! God, mensen, jullie moeten nog een hele dag wachten voordat je dít mag lezen!
Ze waren helemaal niet blij, die Volkskrantlezers. Het duurde niet lang of de brieven stroomden binnen. Voor de Volkskrant heb ik de naam Sigmund bedacht, want Mijnheerke Psi, dat wilden ze natuurlijk niet en mijn eerste titel, Mensch durf te leven met sch, die vonden ze veel te lang. Dr. Sigmund dus, maar helaas, de lezers vonden hem niks. Hij was hard. Hij was seksistisch. Hij was plat. Hij was cynisch en naar zal ik maar zeggen. Het werd een soort rubriek in de krant, tegenstanders van Sigmund, gelukkig ook zo nu en dan een voorstander. Zaterdags liep de U-pagina over.
Daar stond ik dan: ik kom van de jongerenbladen, het gekke is, zo'n dagblad is veel braver, daar kan veel minder. Sta je eindelijk in een grote krant, komt het gedoe per fax in stromen bij je binnen rollen. Ik heb het allemaal keurig doorstaan.
Sigmund wás hard, dat is waar. Tegen een depressief iemand zei hij: beter u dan een leuk iemand. Of: denk erom, niet gelukkig worden hoor! De meeste brieven kwamen binnen naar aanleiding van een strip met een vrouw die zich afvroeg of iets in haar onbewuste haar dwong om voortdurend vreemde mannen haar bed in te slepen. Nee, zei Sigmund, je bent gewoon een vieze vuile slet. Ikzelf, ik vind die grap nog steeds leuk. Prachtig toch? Als je zoiets 's ochtends vroeg bij het ontbijt leest, dan kan je dag toch niet meer stuk? Dat knip je uit, dat plak je op, dan kan je er weer tegen. Niks daarvan! De lezers waren beledigd. Mannen vooral, die gaan zich storen aan grappen waarin vrouwen er slecht vanf komen. Ik dacht: zijn jullie dan zó gedrild? Weten jullie zo precies wat je verkeerd moet vinden? Waarom kan je niet wat meer relativeren?
Achteraf denk ik dat Broertjes gedacht heeft: harde grappen die tegen mijn lezerspubliek ingaan, dat wil ik eigenlijk. Het werkte alsof de Volkskrant-lezeres zelf bij de dokter kwam en dat die tegen haar zei: mevrouw, u bent een trut. Het was maar een stripje en toch voelden ze zich aangesproken.
Na een halfjaar moest ik weer bij Hubben en Broertjes komen. Ze hadden een lezersonderzoek, de cijfers logen er niet om: mijn strip scoorde ontzettend slecht, zeker bij de oudere lezers. Slechter nog dan de kookrubriek, of nee, die scoort juist goed, geloof ik. Een beetje lullig was het wel. Ze vroegen om harde grappen, maar als harde grappen niet aan blijken te slaan dan zit jij als tekenaar met de gebakken peren. Ikzelf wilde helemaal niet hard. Ik wil dat de mensen van hun stoel rollen van het lachen, ik wil niet dat ze gaan huilen als ze die strip lezen. Mensen met psychische problemen belden naar de krant dat ze ongelukkig werden van Sigmund!

Zo'n Volkskrant is geen Belgisch blad, die zeggen niet meteen: die strip is cynisch en naar, je vliegt eruit. Maar ik begreep ook wel: nou moet ik iets bedenken, want men gunt mij nog een halfjaar, hooguit. Ik dacht: mooi hoor, krijgen jullie wat je hebben wilt, is het nog niet goed.
We hebben het beste besluit genomen wat we konden nemen: vanaf toen zou ik per dag gaan tekenen! Achteraf zeg ik: dat heeft de zaak gered. Ook technisch hoor, ook technisch. Ik zou op een gegeven moment toch vastgelopen zijn in dat harde kale mannetje achter zijn bureau, zo'n blok beton dat bij tij en ontij: ja hoor, val maar dood, roept. Ik heb die strip ooit opgestuurd naar mijn grote idool Mort Waler, de tekenaar van Flippie Flink. Hij woont in Amerika, ooit ben ik met een vriend bij hem op bezoek geweest. Godshemels gigantisch steenrijk, wat wil je, die strip staat in duizend kranten. Een huis met een ontvangsthal waar je golf in kan spelen. Hij stuurde me een heel aardige brief terug, of eigenlijk een stencil met vijfentwintig kenmerken waaraan een dagstrip volgens hem moet voldoen. Voor elk kenmerk stonden twee vakjes die hij aan kon kruisen: goed of fout. Van die vijfentwintig vakjes had hij er twee als goed aangekruist: goed getekend, aardige grappen. De rest klopte niks van. Een dagstrip had minstens vijf terugkerende figuren nodig, ik had er maar één. Ik had wel duizend bijfiguren, maar die kwamen allemaal maar één keer langs. Dat mannetje van mij, schreef Walker, dat zat daar maar achter zijn bureau, dat kon ik nooit volhouden. Dat mannetje moest de wereld in, mensen ontmoeten.
Hij had gelijk, natuurlijk. Dus toen we er op de Volkskrant over zaten te praten, toen dacht ik: dat is het! Hij moet dat kamertje uit. Hij gaat reageren op wat er zoal elke dag gebeurt.
Nou had je die zomer toevallig het WK-voetballen, dus daar maakte ik elke dag een strip over en die sloeg wel aan! Meteen! Mensen in een praatgroep, ze hebben het alleen over Gullit en Koeman, Sigmund roept vertwijfeld: mensen, dit is de praatgroep incest, hoor!
We hebben aan elkaar moeten wennen, de Volkskrant en ik. Ik kom een keer bij de chef Nacht, hij zegt: vroeger hadden we Wibo, nu jij van dag tot dag gaat tekenen, actueel, nu ben jij eigenlijk zijn opvolger. Hij zegt: die plaatjes van Wibo, die gingen over de redactie ter goedkeuring. Ik denk: o jee, kijken ze er zo tegenaan? Gaan mijn strips ook van hand tot hand? Gaan we hier democratisch besluiten of een aflevering leuk is of niet leuk? Op een ochtend sla ik de krant open, de strip die ik voor die dag ingeleverd heb, staat er niet in. Hadden ze besloten dat die te plat was, niet smaakvol genoeg. 't Ging over een mevrouw, ze wilde over haar man beginnen, dat die een minnares heeft, zegt Sigmund: tijdens het WK doe ik alleen consulten in voetbaljargon. Begint die vrouw over een extra mandekker en dat haar positie in de spits op de tocht staat, straks ben ik alleen nog goed voor een invalbeurt, zegt ze. Leuk toch? Dus ik bel naar de krant: ze hadden hem flauw gevonden. Gek en razend werd ik. Flauw! Dat is voor mij een rooie lap op een stier. Ze mogen zeggen: klote of shit, maar flauw... afschuwelijk! Dat accepteer ik niet. Ik heb geëist dat die strip erin kwam, is ook gebeurd. Sindsdien zijn er twee jaar verstreken: nooit meer iets aan de hand.

Ik vind die Sigmund in die twee jaar milder geworden. Hij is nog steeds een onaantrekkelijk mannetje, gefrustreerd waarschijnlijk, maar over zijn persoon is niet zo erg veel bekend. Hij is vrijgezel en hij is geen homo, dat weten we, want hij heeft af en toe een vriendin. Hij is de enige die zijn vak niet serieus neemt. Zijn klanten wel, die willen hulp. Hij heeft lang genoeg gestudeerd om met overtuiging te kunnen zeggen: kop op, morgen gaat het beter. Precies wat al die vijfhonderd zelfhulpboekjes doen die je bij De Bijenkorf kan kopen. Die wereld zeikt hij af, maar hij is ook een zelfstandige ondernemer. Van new age moet hij weinig hebben, maar als de mode die kant op gaat, dan timmert hij een bord op zijn deur met spirituele academie. Die markt moet hij ook mee pakken.
In het begin had hij altijd het laatste woord, bam, put down. Dat houd je inderdaad niet vol, honderd pagina's oneliners is niet leuk. Van de week had ik iets over de A-plek, letterlijk uit de Cosmo, die vond je door langs de E-plek de vagina in te gaan en dan bij het ribbelige deel linksaf, links omhoog et cetera. Vroeger zou mijn mannetje gezegd hebben: don't try this at home, folks! Nu hij milder geworden is, zegt hij: een hele expeditie. Hij leeft nu meer op met de buitenwereld, met de actualiteit, en zelfs met de belevingswereld van zijn klanten.

Als je actueel wordt, krijg je nooit meer een voorsprong. Ik heb een aantekeningenboekje met ideeën, nu ben ik er rustig over. Maar dat eerste half jaar? Zeg maar gerust: een leerproces. Vreselijke dagen heb ik gehad dat ik echt niks wist. Zit je om tien uur, halfelf nog te zweten: tegen die tijd is niks leuk meer. En ik had de neiging om te stapelen: een grap en dan nog een grap erbovenop. Terwijl je weet: twee plussen wordt een min. Je moet je bij één idee houden, altijd. In het begin denk je: dat is te mager.

Die strip gaat hartstikke goed op dit moment. Dat komt ook: toen ik eraan begon, het is een strip over een psychiater, toen wist ik van niks. Nu zijn we drie jaar later en nu ben ik een aardige autoriteit op dat gebied geworden. Het tijdschrift Psychologie lees ik van a tot z, en al die vrouwenbladen: we leven in het tijdperk van mens en gevoelens. Alles wat met relaties en met frustraties van mensen te maken heeft, dat is gewoon mijn materiaal. Ik ben een tekenaar die niet kan tekenen, auto's die uit de bocht vliegen, dat kan ik helemaal niet. Ik moet het van veel praten hebben.
Uiteindelijk ga ik voor de gulle ronde lach: zeker op vrijdag, want dan gun je de mensen gewoon een fijn weekend en niet dat ze alweer moeten nadenken. Vrijdag is echt iets voor de seksgrap, de lolgrap. Op maandag maakt het niet uit wat je in de krant zet. Op zaterdag sta ik er niet in, ik sta in de enige krant waar een week vijf dagen heeft. Heb ik een degelijk serietje gehad, dan denk ik: nu weer een paar platte knallen. Het gekke is, dat kan ik wel denken, maar uiteindelijk heb ik het niet helemaal in de hand. Zo'n mannetje schrijft zichzelf.
Mijn mannetje is nog lang niet uitgeput. Het zou best kunnen dat ik iets uit zijn verleden ontdek, dat hij een vrouw heeft of zo, een ex-vrouw, en dat hij, als ze hem opbelt, meteen denkt: ze komt natuurlijk over geld zeuren of zoiets. Ik weet niet of zijn oog nog te genezen is.

Ik moet oppassen dat het niet té getemd wordt, een beetje schelden en tieren moet er wel in blijven. Een beetje chargeren, ik merk dat ik een paar keer die torpedoborsten die mijn vrouwen hebben, ben gaan uitgummen. Terwijl: ze zijn een grafisch genot om te tekenen, whooom!
Toen ik met Sigmund begon, kon ik maar twee vrouwen tekenen. Of heel dikke vrouwen, vrouwen als de moeder van mijn vader, iemand die met een hand een koe kon optillen. Of hele dunne vrouwen, vamps. Mannen zijn veel makkelijker te tekenen. Die kun je zo een grote neus geven of wat dan ook, dat doet er niet toe. Maar vrouwen, een beetje verkeerd en het is gebeurd. Grappen zijn veel beter en veiliger als ze van een vrouw komen.
Het ontwikkelt zich nu, het komt dichter bij een normaal vrouwbeeld. Alleen als ze erg depressief zijn, dan gaan die torpedoborsten hangen.
Ik wil er wel vanaf en ook weer niet, ik weet het niet. Ik vind: zo heeft de maker borsten bedacht en anders wil ik hem daar wel een handje bij helpen. Door mijn strip is de push up-beha in zwang gekomen, zeg ik maar.
Kleine mannetjes tekende ik vijftien jaar geleden ook al. Ik had in de Eppo een redactiestrip, die hoodredacteur, geef hem een lapje voor zijn oog en je hebt Sigmund. Ja God, waarom? Waarom moeten al mijn mannetjes zo klein zijn? Ik ben niet bang van vrouwen, misschien dat ik ze niet begrijp, maar ik houd wel van ze. Ik vind het fantastisch om naar mooie vrouwen te kijken, zeker in Amsterdam.
Af en toe ga ik met mijn zoontje naar het voetbal. Dan spreek ik met die mannen en dan gaat het meteen over die vrouwen. Het zijn twee verschillende werelden. Man en vrouw zijn niet gemaakt om samen te leven.'

Brief van Peter de Wit aan Vrij Nederland (30 november 1996)

Ik heb met veel plezier het portret van Sigmund en mij gelezen in Vrij Nederland van 16 november jl. Echter, in de inleiding staat een fout. De stripserie Gilles de Geus wordt niet door mij getekend. Wel maak ik samen met Hanco Kolk het scenario, maar híj tekent deze strip over de beroemde geus, waarvan zeven albums zijn verschenen.

Amsterdam, Peter de Wit